De Amerikaanse federale recherche FBI heeft een kleine luchtvloot laagvliegende vliegtuigen verspreid over het land om de boel in de gaten te houden. Die zijn uitgerust met camera’s, maar soms ook met systemen om mobiele telefonie te onderscheppen. De connectie met de FBI wordt gluiperig verdoezeld, door te doen of ze eigendom zijn van particuliere bedrijven, zo meldt het Amerikaanse persbureau Associated Press. De operaties worden meestal uitgevoerd zonder dat daar rechtelijke goedkeuring voor verkregen is. Met de komst van de (mini)droons wordt het bespioneren van de maatschappij vanuit de lucht een fluitje van een cent. De bewakingscamera’s zijn al weer bijna ouderwets: vanuit de lucht zie je veel meer en je bent niet plaatsgebonden. Mij benieuwen hoe lang het duurt voor de Nederlandse politie met die speeltjes aan de gang gaan. Lees verder
Dagelijkse archieven: 2 juni 2015
Noord-Korea onkwetsbaar voor webaanvallen
Al die elektronica om ons heen is reuzehandig, maar heeft, minstens, een enorm nadeel: het maakt ons kwetsbaar. Om aan de ziekelijke nieuwsgierigheid van allerlei gluiperige instanties als de NSA of de Belastingdienst te ontsnappen is het handig om zo min mogelijk gebruik te maken van technologie. Zo heeft de ‘boevennatie’ Noord-Korea Amerikaanse cyberaanvallen weten te ‘pareren’ door het nagenoeg ontbreken van een internet in dat land. De eigen militaire netwerken zijn los van het wereldwijde web. Vijf jaar geleden schijnt Amerika geprobeerd te hebben via webaanvallen het atoomprogramma van de Noord-Koreanen te saboteren. Dat plan faalde jammerlijk. Het was de bedoeling de computersystemen die bij dat programma worden gebruikt te infecteren met een virus, net zoals bij Iran was gedaan. De aanval ketste af op de uitzonderlijk hechte isolatiering die de Noord-Koreanen rond hun maatschappij hebben opgetrokken. Het land heeft nauwelijks internet, moesten de Amerikanen tot hun verbijstering erkennen. Dat weerhoudt de Noord-Koreanen er overigens niet van zelf driftig op jacht op het wereldwijde web te gaan.
Bron: Washington Post

