Geloof het niet dat veiligheidsdiensten alleen maar achter de echte boeven aan zitten, schrijft ‘klokkenluiderspen’ Glenn Greenwald in de Britse krant the Guardian, waar hij zijn eerste geruchtmakende artikelen schreef over het immense afluisterschandaal van de Amerikaanse veiligheidsdienst NSA. “Overheden bespioneren vaak mensen die de macht uitdagen”, schrijft de Amerikaan in zijn nieuwe boek “No place to hide” over het NSA-schandaal en klokkenluider Edward Snowden.
Een eerste rechtvaardiging voor afluisteren is gebaseerd op het wereldbeeld dat er goede en slechte mensen zijn, stelt hij. In dat beeld gebruiken overheden hun middelen alleen tegen slechte mensen. Dat is al een oude taktiek, schrijft Greenwald. In 1969, in het Amerika van de paranoïde president Richard Nixon, schreef Time een artikel over de groeiende zorgen van de Amerikanen over de opsporingsbevoegdheden van de overheid. De toenmalige advocaat-generaal John Mitchell verzekerde de Time-lezers dat als iemand niets fout deed hij/zij ook niets te vrezen had. Datzelfde argument kon je weer in 2005 horen toen het illegale afluisterprogramma van Bush jr. aan het licht kwam en ook de vooruitstrevende Barack Obama had in augustus vorig jaar dezelfde reflex: “We achterhalen louter telefoonnummers en e-@dressen die met terrorisme te maken hebben.”
Die geruststelling werkt. Misbruik door de overheid wordt vergoelijkt of zelfs toegejuicht, maar volgens Greenwald zien mensen met zulke standpunten iets belangrijks over het hoofd: de overheid bepaalt zelf wie goed of slecht is. Dat kan betekenen dat ook politieke opponenten als slecht worden gezien, bijvoorbeeld, of andere uitdagers van de macht.
Burgerrechtenvoorvechter Martin Luther King was in de ogen van FBI-baas Edgar Hoover zo’n slechte. Het contraspionageprogramma Cointelpro van de FBI hield zich bezig met anti-oorlogsactivisten (Vietnam), die slachtoffer werden van allerlei smerige trucs van de FBI, schrijft de Amerikaanse publicist. Ook een burgerrechtenorganisatie die opkwam voor gekleurde Amerikanen, de AACP, was een doelwit van Hoovers FBI.
Onthullingen over deze activiteiten hebben geleid tot de vorming van een senaatscommissie Church die tot de conclusie kwam dat de FBI Amerikanen wilde beletten hun recht op vrijheid van meningsuiting uit te oefenen, zogenaamd met het oog op de nationale veiligheid en het voorkomen van geweld.
Onder Bush jr. werden Amerikanen die tegen de oorlog in Irak waren, scherp in de gaten gehouden en de informatie over die tegenstanders werd opgeslagen in een militaire databank over terrorisme. Als je niks gedaan hebt, heb je niks te vrezen, is een loze kreet. Keer op keer blijkt de overheid te bezwijken voor de verleiding opposanten van het overheidsbeleid te betitelen als ‘veiligheidsrisico’ of zelfs als ’terroristen’. Sommigen zouden dat predikaat misschien verdienen, schrijft Greenwald, maar de meesten zeker niet. Toch worden die groepen stelselmatig bespioneerd door de NSA en de zijnen, schrijft de Amerikaanse publicist.
Bron: the Guardian