De controversiële massale afluisterpraktijken van de Amerikaanse geheime dienst NSA leveren behalve een indrukwekkende ‘stapel’ digitale documenten weinig op in de ‘strijd tegen de terreur’. Dat is de conclusie van een onderzoek van de denktank New America Foundation (NAF) .
De databank van het National Security Agency heeft amper bijgedragen tot het verijdelen van aanslagen, schrijft de NAF, die 225 vermeende gevallen van terrorisme onderzocht, die na de aanslag van 11 september 2001 plaatsvonden. De traditionele methodes van strafvervolging en onderzoek, daarentegen, blijken wel effectief, aldus de studie. Die hebben ook het voordeel dat zij niet wetsovertredend zijn, zoals de overmatige digitale nieuwsgierigheid van de NSA vaak is.
Uit de NAF-studie blijkt dat het peperdure NSA-programma slechts in één geval aanwijzingen voor een terreurdaad heeft opgeleverd. Dat geval betrof een taxichauffeur uit San Diego, die uiteindelijk veroordeeld werd omdat hij geld had geschonken aan een terreurgroep in Somalië (daarmee wordt waarschijnlijk al-Sjabaab bedoeld). Een dreiging van terreuraanslag op VS-grondgebied was dat geval echter allerminst.
Het grote probleem van de terreurbestrijders zit ‘m er niet in, dat zij over nog meer informatie via hun massale afluisterprogramma moeten beschikken, maar dat zij de informatie waarover zij beschikken “niet afdoende begrijpen of met anderen delen”, luidt de vernietigende conclusie van de NAF. Kortom: incompetente prutsers met een grote bek daar bij de NSA.
Bron: De Standaard