WikiLeaks en anonieme e-krakers zijn druk bezig geheime documenten op te duikelen en openbaar te maken. Dat lijkt nobele arbeid, maar ondermijnen ze de democratie daar niet eerder mee dan dat ze die dienen, vraagt politiek blogger Steven Hill zich in de Britse krant the Guardian af.
Voor de jongste presidentsverkiezingen in de VS werden de computers van de Democratisch Conventie gekraakt en kwam veel elektronische communicatie van Amerikaanse Democraten op straat te liggen. Dat heeft ongetwijfeld invloed gehad op de uiteindelijke uitslag. Verkiezingen lijken zo een doelwit geworden van politiek gemotiveerde e-krakers of veiligheidsdiensten. Van de recente inbraak in de computers van de Democratische partij wordt gezegd dat de daders op zijn minst banden hadden met Rusland, zoals Amerikanen tegenwoordig vaak geneigd zijn Rusland te beschuldigen.
Feit is dat niet alleen de webtechnologie zich heeft ontwikkeld maar ook dat we steeds meer gebruik zijn gaan maken van het wereldwijde web en netwerken. Dat biedt slimme e-krakers, al of niet in overheidsdienst, mogelijkheden geheime informatie boven water te brengen, maar ook om via stemcomputers de uitslag te beïnvloeden. Die geheime informatie kan een verkiezing doen kantelen, zoals ogenschijnlijk is gebeurd in de VS, toen WikiLeaks de buitgemaakte communicatie van Democratische politici in de openbaarheid gooide. Republikeins kandidaat Trump had geen last van elektronische pottenkijkerij. Clinton wijst naar het heropende onderzoek naar haar e-mailpraktijken door de federale recherche (FBI).
Rusland
De Duitse bondskanselier Angela Merkel schijnt ook beducht te zijn dat de Russen zullen proberen de verkiezingen in Duitsland in september volgend jaar te beïnvloeden door digitale inbraken en het verspreiden van valse informatie. Duitsland zou al een dagtaak hebben om Russische webaanvallen te weerstaan, zei ze. Het zou Rusland beter uitkomen als Duitsland door een linkse regering zou worden bestuurd. In Amerika gold (kennelijk) het omgekeerde.
Veel recente webkraken worden met Rusland in verband gebracht. “Het is interessant dat bij veel van die digitale inbraken grote hoeveelheden gegevens zijn gestolen, zoals bij de Democratische conventie, om er in de toekomst wat mee te doen”, zegt Martin Schallbruch van de Digital Society Institute in Berlijn. “De verkiezingen zijn over een jaar en een aanvaller die die informatie opslaat is beter in staat over negen maanden in actie te komen door het lekken van informatie of door mensen af te persen. Dat is te doen. We hebben het in Amerika gezien, waarom dan niet in Duitsland?”
Ook Frankrijk was slachtoffer van weboorlogvoering. In april vorig jaar werd het tv-kanaal TV5 Monde uit de lucht gehaald en werd op webstekken en sociale-mediaprofielen van de krant jihadistische propaganda geplaatst.
In mei 2016, een maand voor de presidentsverkiezingen, was het in de Filipijnen raak. Enkele maanden daarvoor werd de webstek van de verkiezingscommissie gekaapt en kwam het databestand van die commissie op straat te liggen. Dat duidt op sabotage. Uiteindelijk kreeg het land de nogal ‘buitenissige’ Duterte als president.
De gestolen Panama Papers onthulden dat de Britse premier Cameron geprofiteerd had van belastingvoordelen van een investeringsfonds dat was opgezet door zijn vader. Daardoor werd Cameron, voorstander van het Britse EU-lidmaatschap, ongeloofwaardig, hetgeen de uittreders goed zal zijn uitgekomen.
Gelekte informatie
Zelfs de mogelijkheid te worden ontriefd door gelekte informatie zal sommige mensen weerhouden mee te dingen naar een politiek ambt. Hij/zij die zonder zonden is werpe de eerste steen. Technologie heeft natuurlijk eerder invloed gehad op de politiek. We hoeven maar te wijzen op het beroemde tv-debat tussen Nixon en uitdager John Kennedy. Tv-kijkers oordeelden dat Kennedy dat debat had gewonnen, radioluisteraars kozen voor Nixon als winnaar. De tv won. Sedertdien betekent de presentatie in de politiek vaak meer dan de ideeën.
Het lijkt er echter op dat de invloed van de technologie op de politiek veel groter is geworden, vooral door de veel grotere mogelijkheden die de technologie booswichten biedt. Onder die booswichten schaar ik nadrukkelijk de inlichtingendiensten, de Amerikaanse zeker niet uitgesloten.
Of dat de doodsteek zal zijn voor de democratie, vraagt Hill zich af. Ik waag het te betwijfelen. Clinton reageerde niet erg adequaat op de e-mailheisa. Dat maakte haar in de ogen van veel kiezers onbekwaam voor het presidentschap. Overigens kreeg ze nog steeds meer stemmen dan de uiteindelijke winnaar Trump. Een ernstige weeffout in het Amerikaanse systeem, een van de vele.
Wat de democratie echt naar de kloten zou kunnen helpen is als het e-krakers lukt de elektronische kiessystemen te kraken, tenminste als daar niet wat op wordt verzonnen (elektronisch plus papier, bijvoorbeeld). Voorlopig ben ik geneigd te denken dat de sociale media de democratie meer goed dan kwaad doen (tot het tegendeel bewezen wordt).
Bron: the Guardian