Zelfs metagegevens verraden een hoop

NSA-sprionageVolgens een onderzoek van de Amerikaanse Stanford-universiteit vormt het verzamelen van de zogeheten metagegevens van elektronische communicatie , zoals wie hoe lang met wie heeft gesproken, een grote bedreiging voor de privacy van gewone burgers. Zonder al te veel problemen en met weinig middelen konden ze er uiterst gevoelige informatie uit destilleren, zo bewezen ze.

Uitgaand van die metagegevens konden de onderzoekers de namen van personen achterhalen, uitvissen waar ze woonden en hoe hun partners heten. Dat was niet alles. Op die manier konden ze ook uiterst gevoelige informatie achterhalen. Zo ontdekten ze aan de hand van de metagegevens dat een man onlangs een geweer had gekocht en dat een ander problemen had met zijn hart . Zo kwamen ze ook zwangerschappen op het spoor, patiënten met multiple sclerose en mensen die hennep gingen kweken. Je hoeft daarvoor alleen maar de metagegevens koppelen aan openbare informatie die te bekomen is via, onder veel meer, Google en Facebook. Veiligheidsdiensten schatten die informatie al lang op waarde. Zei Stewart Baker, ex-NSA-er niet dat metagegevens je alles vertellen over iemands leven.
Volgens onderzoeker Patrick Mutchler had/heeft het grote publiek niet door wat er allemaal op te maken viel/valt uit metagegevens. “Nu hebben we hard bewijs dat er voorheen niet was.” Aan het onderzoek deden 823 mensen mee die ermee instemden dat hun metagegevens van hun telefoons werden verzameld via een Android-toep. Die kreeg ook informatie van hun Facebook-profiel, waaraan de onderzoekers hun conclusies toetsten. Zo verzamelden ze meer gegevens van meer dan 250 000 gesprekken en 1,2 miljoen berichtjes.

Analisten die bij de NSA mochten stoeien met de metagegevens, kregen aanvankelijk toestemming om gegevens te bekijken die drie ‘huppen’ van een individu verwijderd waren. Een gesprek van individu A met B is een ‘hup’. De NSA had metagegevens over de laatste vijf jaar verzameld. Die ‘reikwijdte’ is nu enigszins beperkt tot twee huppen en anderhalf jaar. Het bleek de Stanfordonderzoekers dat met één telefoonnummer als start de analisten in ‘hun goede tijd’ toegang kregen tot de telefoongesprekgegevens van miljoenen mensen. Na de inperking waren dat er altijd nog 25000.
Samen met Jonathan Mayer beschrijft Mutchler hoe ze voor weinig geld een goudmijn aan informatie konden opspitten. Met behulp van automatische en handmatige zoekopdrachten achterhaalden ze 82% van de namen van de mensen. Met behulp van de bedrijven waar de personen mee gebeld konden ze vaak achterhalen waar ze woonden. Zo konden ze in 57% van de gevallen de juiste woonplaats aanwijzen. De missers zouden dan ook nog eens zijn versterkt doordat mensen hun Facebookprofiel niet accuraat bijhouden (wat natuurlijk heel verstandig is; nog verstandiger is er geen te hebben).
Met behulp van een simpel programma konden ze relaties ontdekken. Als ze eenmaal ontdekt hadden dat iemand een vriend of vriendin had dan was het geen probleem die op te sporen. Zo konden ze ook gevoeliger informatie over mensen opdiepen over geloof, verenigingsleven, uitgaansleven enz. Ze puzzelden van sommige mensen hun leven bij elkaar. Dat alles met een paar mensen en weinig geld, onderstreept Mutchler. “Grootschalige programma’s zoals bij de NSA leveren zeer gevoelige gegevens op van mensen. Om een evenwicht te vinden tussen nationale veiligheid en burgelijke vrijheid zal de politiek dit soort informatie nodig hebben.” De vraag is dan natuurlijk of die politiek dan dezelfde conclusies trekt als de onderzoekers.

Bron: the Guardian

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.