In het Nederlandse strafproces wordt steeds meer informatie gebruikt die niet vergaard is door justitie en politie, maar door andere partijen. In zijn promotieonderzoek naar zogenaamde startinformatie zoomt strafrechtjurist Sven Brinkhoff in op deze vaak schimmige bronnen die gebruikt worden om strafprocessen te starten en zelfs een rol kunnen spelen in de bewijsvoering. Brinkhoff promoveert op 14 november aan de Radboud-universiteit in Nijmegen op dit onderzoek.
Voor justitie is de steeds grotere hoeveelheid digitale informatie een goudmijn, waar zij graag naar hartenlust is zou willen grasduinen. Dat gebeurt ook daadwerkelijk steeds meer. Vaak is onduidelijk of die informatie wel betrouwbaar en rechtmatig verkregen is. Zijn er geen mensen mishandeld of gemarteld? Is de informatie niet uitgelokt of op een privacyschendende manier verkregen? Al die bij elkaar geharkte gegevens worden dan in een proces-verbaal vervolgens gereduceerd tot een simpel zinnetje als ‘Jan handelt in verdovende middelen.’ Brinkhoff: “Neem bijvoorbeeld het geval van de ‘jihadisten’ in Huizen en Den Haag. Vaak baseren politie en OM een strafrechtelijke verdenking van jihadisme op zogenaamde ambtsberichten van de AIVD. Hoe deze ambtsberichten tot stand komen en welke informatie eraan ten grondslag ligt houdt de AIVD achter voor politie, OM, advocaat en rechter.” Volgens Brinkhoff brengt die werkwijze grote risico’s met zich mee. “Onschuldige burgers kunnen op basis hiervan te maken krijgen met ingrijpend overheidsoptreden. Via Meld Misdaad Anoniem kan je bijvoorbeeld gemakkelijk en anoniem de buurman waarmee je in onmin leeft, een hak zetten. Een telefoontje aan deze meldlijn waarin je aangeeft dat hij vuurwapens op zolder heeft liggen, leidt namelijk vrijwel zeker tot een onaangekondigd bezoek van een arrestatieteam van de politie.” Hetzelfde gevaar bestaat bij de ambtsberichten van de AIVD en alle andere vormen van anonieme startinformatie.
Ook voor rechters is al dat gegevensharken een probleem: moeten ze dit soort informatie, waarvan ze de betrouwbaarheid en rechtmatigheid niet kennen, accepteren in het strafproces? Brinkhoff vindt dat we ons bewust moeten worden van de gevaren: “Politie, officier van justitie en strafrechter doen er goed aan een kritische houding aan te nemen tegenover dit soort anonieme en daardoor oncontroleerbare externe informatie. Een anonieme melding rechtvaardigt niet altijd een aanhouding of een privacyschendende doorzoeking van een woning.” Ook meent de promovendus dat er in het strafproces vaker gelegenheid moet zijn om de rechtmatigheid van de verzameling van anonieme externe informatie te toetsen. “Het kan niet zo zijn dat in het strafproces gebruik wordt gemaakt van informatie die is uitgelokt of die onder dwang is verkregen, zonder dat de deelnemers aan dat strafproces hiervan op de hoogte zijn.” Om tot een betere toetsing van dit soort informatie te komen, doet hij in zijn proefschrift voorstellen tot wijziging van de wet.
Bron: Radboud-universiteit